Kim en Sigrid

Kim en Sigrid

Woorden van Saskia van de Wiel tijdens de opening van OCCUPIED SPACE IV in de Bewaerschole, Burg-Haamstede 2010

Kim neemt in de tentoonstellingsruimte de wanden in beslag. Binnen is van haar één grote tekening te zien die alle binnenwanden beslaat, en nauwelijks ruimte laat voor raam- en deuropeningen.
Kim werkt niet alleen hier, maar vrijwel altijd op groot formaat. Je kunt het stevige papier waarmee zij werkt op de rol krijgen, tot ongeveer 2,5 meter breed. Die 2,5 meter bepaalt vaak de hoogte van het werk, de lengte is daarmee variabel, tot vele strekkende meters. In Van Bommel Van Dam hebben we achteraf gezien een vrij bescheiden werk getoond, een tekening van 2,5 bij 4,5 meter, maar ook al met zo’n formaat ontstaan er praktische problemen. Met name als zo’n werk het atelier uit moet, door de deur, de trap af naar beneden, en het vervolgens in het museum weer aan de muur moet.
Maar ook als je, tijdens een werkperiode, de beschikking hebt over een klein atelier. In Schloss Ringenberg, net over de grens in Duitsland, heeft ze een groot deel van 2010 doorgebracht. De eerste maanden had ze de beschikking over een royaal atelier, maar de laatste maanden had ze een werkruimte waarin eigenlijk alleen maar plaats was voor de tekening waar ze aan werkte, die lag in het midden van de ruimte, en daaromheen bleef een heel smal paadje over om te kunnen lopen. Dat kun je problematisch noemen, je kunt ook zeggen dat de ruimte precies groot genoeg was.
In die tijd beperkte Kim zich niet tot een laag papier, maar werkte ze in meerdere lagen, die ze op elkaar plakte, aan elkaar schakelde, gedeeltelijk versneed om vervolgens de losgekomen delen weer op een andere plek vast te zetten waardoor een ruimtelijk filigraanwerk ontstond. De tekening nam letterlijk ruimte in beslag, het werd een driedimensionaal object.
Het werk dat hier getoond wordt beperkt zich tot twee dimensies, afgezien van het feit dat het hier en daar de hoek om gaat. Toch heeft het een sterk ruimtelijk effect. De tekening is in stadia gemaakt, waarbij de eerste lagen in dunne fineliner zijn gemaakt, en de laatste met dikke viltstift. Hierdoor ontstaat een soort netwerk of weefsel met dieptewerking, doordat de dunne lijnen zich automatisch achter de dikke lijnen lijken te bevinden. Met behulp van lijnen en plat papier lijkt ze een gedroomde ruimte te willen scheppen.
Sigrid gaat op een andere manier met ruimte om. Bij Kim is ruimte een abstract begrip, Sigrid gaat uit van de concrete ruimte waarin haar werk een plaats moet krijgen. In die ruimte zoekt ze naar karakteristieken, wat voor ruimte is het, hoe wordt die gebruikt, wat voor vorm heeft die, wat valt hierin op? In de Bewaerschole viel haar oog meteen op de open dakconstructie en op de zes ramen, met onder elk raam een verwarming. Deze elementen springen in het oog en kunnen daarom in een tentoonstellingsruimte als storend worden ervaren, omdat ze afleiden van de kunst. Sigrid maakt juist gebruik van deze elementen en probeert met haar werk de eigenheid en het karakter van de ruimte zelfs te versterken.
In dit geval heeft ze een werk gemaakt van vele honderden meters buisnet, het materiaal waar bijvoorbeeld uien in verpakt zijn, en dit om de verwarming, via het spant naar de vloer geleid, en via het spant naar de tegenoverliggende verwarming. De gele draden zijn op zo’n manier door de ruimte gespannen dat ze ons niet alleen op een intellectueel niveau anders naar de ruimte laten kijken, maar ook fysiek. Je kunt niet om de draden heen, ze bepalen de manier waarop we door de ruimte kunnen bewegen en vanuit welke hoeken we het werk en de ruimte kunnen zien.
Sigrid analyseert de ruimte en bepaalt op basis daarvan haar werk. Het werk gaat een symbiose aan met de ruimte en kan alleen in deze ruimte bestaan. Het werk van Kim staat meer op zichzelf. Het lijkt niet met de ruimte mee te gaan, maar juist ertegenin. Haar tekening lijkt zich weinig aan te trekken van de tentoonstellingsruimte, een virtuele ruimte te verbeelden en door te willen gaan waar de wand ophoudt.
Ook Sigrid heeft, net als Kim, de neiging heel groot te werken. Ook zij zoekt daarin extremen op. Natuurlijk bepaalt de ruimte die ze tot haar beschikking krijgt het werk, maar dan nog kun je kiezen voor een klein gebaar of een heel groot gebaar. Bij Sigrid is het vaak een heel groot, heel krachtig gebaar. Het werk in Vam Bommel Van Dam was door zijn maat en kleurstelling zo dominant dat het een deel van de ruimte voor zichzelf opeiste, dat was in een groepstentoonstelling met zeven anderen. Een aantal maanden later kwam ik Sigrid in Tilburg tegen, ik zat op de fiets, Sigrid werkte aan een project voor Stichting Kant. Het gebouw van Stichting Kant transformeerde zij tot het Kanten Huis. Dat betekende dat ze met hetzelfde materiaal als waarmee ze hier werkte eindeloze strengen haakte, die ze in een soort netstructuur of gaasstructuur over het hele pand aanbracht. Ik bedoel echt het hele pand. De gehele buitenzijde, inclusief het dak, de zijwand en de schoorsteen. Alles was ingepakt in het gigantische net dat zij gemaakt had. Ook daar liet het werk anders naar het pand kijken. Ook nu nog, het werk is er niet meer, maar de herinnering aan het werk bepaalt nog steeds je blik naar het pand.
Daarmee kom ik meteen bij het tweede onderwerp van het werk van Kim en Sigrid: de handeling. Om door te gaan op het Kanten Huis in Tilburg. Dit heeft Sigrid weken zo niet maanden haakwerk gekost, en het aanbrengen van het werk geschiedde in december 2009, in de ijzige kou, vlak voor de sneeuwstormen losbraken. Het was fysiek veeleisend werk.
Het werk dat ze hier gemaakt heeft, is geregen om de verwarmingen, het spant en haakjes op de vloer. Het bestaat uit 2 draden. Elke draad is zo’n 700 meter lang. Dat betekent dat bij het maken van het werk het ene eind is vastgeknoopt, achter de verwarming is doorgehaald, 700 meter is doorgetrokken, over het spant is gehaald, weer naar de grond, 690 meter is doorgetrokken, ze gaat de trap weer op, de draad gaat over het spant, naar de verwarming, wordt 680 meter doorgetrokken, en zo door tot de hele verwarming is ‘opgebruikt’. De verwarming is dus maatgevend geweest voor de installatie.
Sigrid had er ook voor kunnen kiezen het werk uit losse draden op te bouwen, of eindjes aan elkaar te knopen. Dat had haar een hoop doorhaalwerk bespaard, maar ze heeft het niet gedaan. Ze heeft voor een zeer elementaire textiele techniek gekozen, het rijgen, en de consequenties van deze techniek heeft ze voor lief genomen. De enorme hoeveelheid tijd, de concentratie, de eentonigheid, alles wat eraan vooraf is gegaan is eigenlijk ook onderdeel van dit werk. Het is voortgevloeid uit de gekozen opzet, die is voortgekomen uit eigenschappen van de ruimte. 
Ook het werk van Kim is zeer arbeidsintensief. Ik kreeg van haar een email waarin ze dit nieuwe werk beschrijft, en vertelt dat ze de tekeningen nu eens niet met schaar en mes heeft bewekt, maar sinds jaren weer eens gewoon grote tekeningen maakt, waar ze, ik citeer, de hele zomer met veel plezier op is losgegaan. Ze hoefde helemaal niks, behalve te tekenen. Een ware verademing. Het laat precies zien op welke manier Kim met haar werk omgaat. Als ze met haar werk bezig is, richt ze daar al haar aandacht op.
De tijd en de energie die het maken van de tekening gekost moet hebben, is vrij duidelijk uit het werk af te leiden. Bij het werk van Sigrid kun je je vergissen: als je niet goed kijkt, zie je niet hoeveel doorzettingsvermogen het gekost heeft om het te maken. Van een getekende lijn weten we allemaal hoeveel tijd het ongeveer kost om die te trekken, en wat een werk het is om tot een complexe constructie te komen van deze afmetingen.
Natuurlijk is het werk van Kim en Sigrid veel meer dan alleen ‘het resultaat van hard werken’. Het wordingsproces is bij beiden echter wel een nadrukkelijk deel van het werk. Je kunt er je ogen niet voor sluiten. Het laat de intensiteit zien waarmee zowel Sigrid als Kim tot hun werk in het algemeen komen, en in dit geval, de ruimte van de bewaerschole met een enorme gretigheid hebben geconfisceerd. Wat u ziet is een ultieme vorm van Occupied Space.
Share by: